Als jonge twintiger had ik fijne vrienden. We gingen wel eens uit, naar een fuif of een discotheek…….en daar botste ik tegen mezelf aan.
Echt spontaan zijn was moeilijk. Nu kan ik dit plaatsen binnen mijn over-analyserende autistische brein, maar toen verweet ik vooral mezelf dat ik me niet kon gedragen zoals mijn vriendinnen.
Ik was het muurbloempje, met mijn harnas aan: zware zwarte laarzen, een kort rokje, een zwart topje en een ketting met een doodshoofd. Maar ook mijn psychische harnas, bang om gekwetst te worden en onwennig in contact met jongens.
Daarom kleedde ik me stoer en keek ik stuurs in het rond.
Niet bepaald een magneet voor jongens dus, maar daar was ik me toen niet van bewust.
Ik vroeg me af waarom niemand met me wilde dansen, terwijl mijn vriendinnen als snel met een jongen aan de haal gingen.
Daar was die eenzaamheid weer, ze hing als een mantel over me heen……een mantel die doorheen de jaren erg zwaar begon te wegen.
Ik verlangde ook naar warmte, liefde, een partner om samen dingen mee te delen, maar dat was door mijn autisme niet evident. Ik wist toen nog niet dat ik autisme had en dat maakte alles nog veel moeilijker.
In 2002 schreef ik mijn gevoelens hierover neer, op een regenachtige dag, in alle eenzaamheid en geslotenheid, op mijn kamer.
Ik deel het graag met jullie, lotgenoten met autisme die zich hierin misschien ook herkennen of ouders van een jongere met autisme, die ook geconfronteerd worden met een onzichtbare muur of harnas.
Single
Het is een “zomerdag”. De regen valt op het dak, als een bijkomende last op mijn schouders.
Het geluid plagend en oneindig, me nogmaals wijzend op mijn eenzaamheid.
De mensen zeggen dat ik “zo mooi en lief” ben als ze mijn foto zien….
“Die zou toch meteen een lief moeten vinden?”
Maar wat ben ik daarmee?
Vanbinnen was ik mooi, maar mijn hart lijkt nu gebroken en koud;
hunkerend naar een onbestaande liefde, blind voor de liefde die ik wel krijg,
maar die me niet raakt.
Ik voel me eenzaam, omringd door mensen die gelukkig zijn,
koppeltjes met warme blikken wiens leven overhoop gehaald wordt door kleine dingen.
Mensen die mijn hulp inroepen als ze door een mug gebeten zijn, maar denken de olifant in hun bed te vinden….
Mensen die moord en brand schreeuwen, maar slechts een emmer nodig hebben om het kwade te blussen.
Ik schreeuw niet meer.
niemand hoeft me te horen,
uiteindelijk ben je toch maar alleen op de bodem van je eigen vat.
Mijn vat is leeg,
Alle energie verdwenen, opgebruikt.
De laatste druppel die me nog rest houd ik in mijn hand,
een parel van leven waar ik spaarzaam mee moet zijn.
Eén druppel voor deze zomer, hopend op liefde die mijn vat weer vullen zal.
De laatste druppel….